Beroepsinfectieziekte Trichinellose

Organisme:

Trichinellose is een parasitaire zoönose die wereldwijd voorkomt en wordt veroorzaakt door nematoden (rondwormen) behorende tot het genus Trichinella. Trichinellose kan een ziektebeeld geven dat sterk varieert afhankelijk van de soort en van het aantal larven: van asymptomatisch tot een fulminante, dodelijke ziekte met hoge koorts, eosinofilie, oedeem, spierpijn, encefalitis en myocarditis. Het is een voedseloverdraagbare aandoening, veroorzaakt door besmet vlees van varken, paard of wild (wilde zwijnen, vossen). Deze dieren kunnen (grote aantallen) larven in het spierweefsel bevatten en per dier door veel verschillende personen worden geconsumeerd. Ondanks de individuele karkascontrole van dieren na de slacht in Europa worden nog altijd uitbraken van trichinellose bij de mens beschreven. Met name in Zuid- en Oost-Europa vinden uitbraken plaats, zowel door het eten van varkensvlees als van wild- en paardenvlees.
In Nederland komen al decennialang geen humane gevallen van endemische trichinellose meer voor. Jaarlijks wordt de diagnose bij minder dan 10 humane gevallen gesteld, waarbij de besmettingsbron meestal in het buitenland leek te liggen. Besmetting via varkensvlees is in Nederland vrijwel uitgesloten omdat in de intensieve varkenshouderij de varkens in van de buitenwereld afgesloten stallen verblijven en moeilijk besmet kunnen raken door het opeten van besmette wilde (knaag)dieren en omdat  deze dieren getest worden in het slachthuis (vleeskeuring volgens Europese regelgeving). Voor meer informatie, zie de LCI richtlijn en CDC

Transmissie:

Trichinella spiralis komt wereldwijd voor (behalve in Australië), zowel in wild als in gedomesticeerde dieren. Besmetting treedt op door het eten van rauw, gerookt of onvoldoende verhit vlees dat met larven besmet is. Voor de mens vormt besmet paarden- en varkensvlees het grootste risico, echter in principe is elke Trichinella-soort in staat om infecties bij mensen te geven, dus ook de soorten die met name in wild voorkomen. Daarmee vormt ook vlees van wild (met name meer exotische wildsoorten of wild dat niet gekeurd is) een risico.
Overigens gaan behalve bij goede verhitting  ook bij langdurig  -langer dan 10 dagen- invriezen alle in Nederland levende trichinen dood.
Voor meer informatie, zie de LCI richtlijn

Incubatietijd:

Afhankelijk van de infectiedosis kan de incubatieperiode variëren van een enkele dag (bij hoge infectiedosis of bij ernstige beschadigingen van de darm leidend tot gastro-enterale klachten) tot 45 dagen, maar duurt meestal 10 tot 14 dagen. Voor meer informatie, zie de LCI richtlijn

Medisch beeld:

Bij een lichte infectie treden geen verschijnselen op.

De pathogenese onderscheidt drie fasen:
1. Enterale of darmfase
De infectie manifesteert zich vooral als een soort voedselvergiftiging. Als veel larven zijn binnengedrongen, kunnen beschadigingen van de twaalfvingerige darm (villus atrofie, mucosale en submucosale infiltratie door ontstekingscellen) na ongeveer 24 uur tot enkele dagen na infectie, waterige diarree, misselijkheid, braken en buikpijn veroorzaken.
2. Parenterale of migratiefase
Ziekteverschijnselen zijn vooral aanwezig tijdens de migratie van de larven, door het vrijkomen van toxische en allergene stoffen in het bloed en door ontstekingsverschijnselen in spieren en andere organen waar de larven terechtkomen. Er is sprake van leukocytose en eosinofilie (tot 70% van de totale hoeveelheid witte bloedcellen). De meest karakteristieke symptomen zijn spierpijn, peri-orbitaal en faciaal oedemen, subconjunctivale hemorragie en puntbloedinkjes onder de nagels. Daarnaast kunnen koorts, hoofdpijn, conjunctivitis, vergrote en pijnlijke lymfklieren, huiduitslag, bronchitis en spierzwakte ontstaan. Ernstige complicaties, zoals ontsteking van de hartspier (myocarditis) en van de hersenen (meningo-encefalitis) hebben een slechte prognose en/of zijn oorzaak van mortaliteit.
3. Spierweefselfase
De larven kapselen zich in in de dwarsgestreepte spieren. Na 2 tot 3 maanden zijn er uitsluitend nog ingekapselde larven te vinden. Na jaren kan verkalking optreden van de cystewand en afsterving van de larven. Dit kan echter soms wel 5 jaar duren. Patiënten kunnen na jaren nog klachten hebben (spierpijn, vermoeidheid, hartklachten of algemene klachten). Voor meer informatie, zie de LCI richtlijn

Diagnostiek:

Serologische en parasitologische diagnostiek. Voor meer informatie, zie de LCI richtlijn

Werkgerelateerde diagnostiek

Jagers lopen risico op besmetting wanneer zij onvoldoende verhit vlees van geschoten carnivoren en wilde zwijnen zelf consumeren.
Reizigers/expats die in gebieden verblijven waar onderzoek en keuring op vlees onvoldoende is of waar bereiding niet volgens de hygiënische standaard verloopt

Melden beroepsziekten

Zie de NCvB website

Preventie  
  • Bestrijding bij de bron

Voorlichting aan risicogroepen over risico op transmissie bij het eten van onverhit, onvoldoende verhit en ongecontroleerd vlees.

  • Organisatorische & technische maatregelen

Voorlichting
Advies tot het niet eten van on(voldoende) verhit en ongecontroleerd vlees.

  • Persoonlijke beschermingsmiddelen

Niet aan de orde.

  • Therapie & vaccinatie

Geen vaccin beschikbaar.  Medicatie: o.a. albendazol, mebendazol en thiabendazol. Voor meer informatie, zie de LCI richtlijn

  • Risicogroepen (medische kwetsbaren)

Er zijn geen specifieke risicogroepen. Mensen kunnen alleen besmet raken door het eten van besmet vlees.

  • Arbobeleid

Voorlichting
Advies tot het niet eten van rauw, onverhit en ongecontroleerd vlees.

  • Risico voor derden

Trichinellose is niet van mens-op-mens overdraagbaar.