Beroepsinfectieziekte Rubella

Organisme:

Het ziektebeeld wordt veroorzaakt door het rodehond virus of rubellavirus. Het betreft een RNA-virus dat het enige lid is van het genus Rubivirus dat gerekend wordt tot de familie van de Togaviridae.

Transmissie:

Het rubellavirus komt alleen bij de mens voor en wordt overgedragen als druppelinfectie; vanuit nasale afscheiding (uitademen, niezen, hoesten) en via direct persoonlijk contact waarbij de handen waarschijnlijk een belangrijk vehiculum zijn. De bron kan zowel een patiënt met klinische rubella zijn, als iemand die een subklinische infectie doormaakt. Een patiënt met rodehond is al één week voordat de symptomen beginnen besmettelijk. De besmettelijkheid is hoog. Rodehond kan zeer ernstige, aangeboren afwijkingen veroorzaken. Voor meer achtergrondinformatie, zie de LCI richtlijn.

Incubatietijd:

Het prodromale beeld (lichte koorts, moeheid, neusverkoudheid en lichte oogontsteking) kan ongeveer vanaf 10 dagen na besmetting beginnen. De rode huiduitslag en ook de koorts ontstaan na een incubatieperiode van meestal 14-16 dagen, maximaal variërend van 12–23 dagen.

Medisch beeld:

Rodehond is een over het algemeen mild verlopend viraal ziektebeeld (in zeldzame gevallen kunnen wel complicaties optreden) dat gepaard gaat met koorts, lymfadenopathie en een gegeneraliseerde maculopapuleuze uitslag (vooral achter de oren, in het gezicht en in de nek). Ongeveer de helft van de patiënten met rodehond heeft géén huiduitslag.
Indien een zwangere de infectie gedurende de eerste helft van de zwangerschap doormaakt, loopt de vrucht een groot risico op een aantal kenmerkende congenitale defecten (congenitaal rubellasyndroom). Waarschijnlijk verloopt rond de 50% van de infecties subklinisch. Hoe jonger het kind, des te groter de kans op een asymptomatische infectie. Als er symptomatische ziekte is, dan is huiduitslag bij kinderen in 95% van de gevallen het eerste symptoom. Bij oudere kinderen en volwassenen is er vaak een prodromaal symptomencomplex dat enkele dagen voor de huiduitslag begint: algemene malaise, lichte verhoging, gevoelige opgezette lymfklieren achter het oor, mediaan achter in de nek en ter hoogte van de aanhechting van de nekspieren aan het achterhoofdsbeen. Bij wat ernstiger gevallen treedt bovendien een lichte keelpijn op, een loopneus, hoest en een conjunctivitis.

Congenitaal rubellasyndroom (CRS)
Het infectierisico van de foetus is evenals het risico op congenitale afwijkingen afhankelijk van de duur van de zwangerschap. Bij een vroege infectie zijn meestal meerdere orgaansystemen aangedaan. Naarmate de infectie later in de zwangerschap optreedt, nemen over het algemeen de ernst en diversiteit van de orgaanbeschadigingen af. Voor meer achtergrondinformatie, zie de LCI richtlijn.

Diagnostiek:

Serologie (klinisch beeld in combinatie met significante titerstijging) of eventueel  PCR (keeluitstrijk, speeksel of urine en afgenomen binnen een week na eerste ziektedag). Voor meer achtergrondinformatie, zie de LCI richtlijn

Werkgerelateerde diagnostiek:

Vaccinatie tegen Rubella is onderdeel van het Rijksvaccinatieprogramma. Dit betekent dat in principe iedere Nederlander beschermd is.

Melden beroepsziekten:

Er is sprake van een beroepsziekte als een niet immune medewerkers besmet wordt door onbeschermd contact tijdens de werkzaamheden en daardoor ziek worden. 

Bestrijding bij de bron:

Het Rijksvaccinatieprogramma. Door zoveel mogelijk kinderen  te vaccineren kan het circuleren van het virus in de Nederlandse populatie  gestopt worden.

Preventie:

  • Organisatorische & technische maatregelen

Bij indiensttreding controleren of de medewerker gevaccineerd is tegen Rubella.

  • Persoonlijke beschermingsmiddelen

Indien er gericht met Rubella wordt gewerkt, bijvoorbeeld in een laboratorium, dan dient er gebruik te worden gemaakt van persoonlijke beschermingsmiddelen, zoals  neus-mond bescherming, oogbescherming, handschoenen en eventueel een schort.

  • Therapie & vaccinatie

Rodehond kan voorkómen worden door vaccinatie. Het rubellavaccin is onderdeel van een combinatievaccin bestaande uit: Bof, Mazelen en Rubella (zgn. BMR vaccin). Het BMR vaccin is onderdeel van het Rijksvaccinatieprogramma en wordt aangeboden aan kinderen van 14 maanden en 9 jaar.
Wanneer een werknemer verhoogd risico loopt op blootstelling (contact met onbeschermden (zoals baby’s/immigranten/asielzoekers), gerichte blootstelling (laboratoriumwerk), reizend naar endemische gebieden) dan dient bij indiensttreding de immuun-/vaccinatiestatus te worden nagegaan. Indien onvoldoende beschermd dient via de werkgever (kosteloos) BMR vaccinatie te worden aangeboden.
Het BMR vaccin is een levend verzwakt vaccin. Voor contra-indicaties, zie RIVM site.

  • Risicogroepen (medische kwetsbaren)

Personen uit groepen die zich op grond van hun levensovertuiging niet laten vaccineren, bijvoorbeeld de bevindelijk gereformeerden en de antroposofen.
Zwangeren. Dit risico (spontane abortus, beschadiging van de vrucht) is het hoogst bij infectie gedurende de eerste 8 weken van de zwangerschap. Zie RIVM website zwangerschap en infectieziekten en NVAB website.

  • Arbobeleid

Een zwangere vrouw mag bij wet niet worden blootgesteld aan de Toxoplasmaparasiet  en het Rubellavirus, tenzij immuun. Zie website arboportaal. Verder zie ook de RIVM ‘’ Zwangerschapsnotatie biologische agentia’ .

Indien er gericht met Rubella wordt gewerkt, bijvoorbeeld in een laboratorium situatie,  zie deSafety Data Sheets

  • Risico voor derden

Het rubellavirus vormt een infectierisico voor ongevaccineerde derden (werknemer als risicovormer).