Beroepsinfectieziekte Q-koorts
Organisme: |
Q-koorts is een is een zeer infectieuze zoönose en wordt veroorzaakt door de bacterie Coxiella burnetii. Er is sprake van een groot- en kleincellige variant. De kleincellige variant een, spoor-achtige, extracellulaire vorm is zeer resistent tegen fysische (droogte en hitte) en chemische invloeden. Dit inclusief desinfectantia, waardoor het lang kan overleven in het milieu. De Coxiella Burnetii is zeer infectieus: al bij het inhaleren van 10 bacteriën is er grote kans op infectie en ziekte (een geringe hoeveelheid bacteriën kan tot ziekte leiden). Zie de LCI-richtlijn, CDC en ECDC. Risicoclassificatie Coxiella burnetii behoort tot de biologische agentia met risicoclassificatie 2, maar in laboratoria waar bewust (of gericht) gewerkt wordt met de C. burnetii tot klasse 3. De maatregelen zijn beschreven in bijlage V van Europese richtlijn 2000/54/EG en het Data Safety Sheet van de Public Health agency of Canada. |
Transmissie: |
De besmetting verloopt voornamelijk via de lucht door inademing van met de C. burnetii gecontamineerde stofdeeltjes en waternevels. Blootstelling kan ook plaatsvinden door direct contact met melk, urine, of ontlasting van dieren, en met name door contact met vruchtwater en placenta (advies Gezondheidsraad, 2015). De C. burnetii is wijd verbreid in het milieu en komt met name voor bij herkauwers (geiten, koeien en schapen), maar ook bij andere dieren. Vooral vruchtwater en de placenta van besmette dieren kunnen grote hoeveelheden bacteriën bevatten. Herkauwers, vooral kleine herkauwers zoals schapen en geiten, vormen in Nederland de belangrijkste bron van besmetting voor mensen. Het grootste risico op besmetting vindt plaats tijdens de lammerperiode (februari tot en met mei) van geiten en schapen. Besmettingen kunnen zich voordoen in de omgevingen van boerderijen, weilanden en via ruwe wol, kleding en dierenhuiden. De C. burnetii kan door de wind over grote afstanden verspreid worden. Vanwege de vaccinatie van schapen en geiten is het risico op Q-koorts sterk verminderd, maar niet totaal uit te sluiten. Er is sprake van een verhoogde kans op acute Q-koorts als er blootstelling plaatsvindt aan ongevaccineerde geiten en schappen, en in het bijzonder aan abortusmaterialen (advies Gezondheidsraad, 2015). Hiervan kan sprake zijn bij bedrijven/boerderijen van minder dan vijftig dieren. In 2022 werden er 12 acute Q-koorts gevallen beschreven. Voor een actueel epidemiologisch overzicht, zie de staat der zoönosen. Mens-op-mens besmetting van de C. burnetii is via bloedtransfusies beschreven, maar zeer zeldzaam. |
Incubatietijd: | De incubatietijd varieert van 7 tot 32 dagen, met een mediaan van 18 dagen. Daarbij is er een relatie met de blootgestelde dosis: hoe hoger de dosis, hoe korter de incubatietijd en hoe groter de kans op een ernstig klinisch verloop. |
Medisch beeld: |
Bij ongeveer 60% van de patiënten met een acute Q-koorts infectie is er sprake van een asymptomatisch beloop. De overige 40% krijgt verschijnselen die variëren van een milde griepachtige ziekte tot een ziekte met een ernstig beloop. Een acute symptomatische Q-koorts infectie uit zich veelal als een griepachtige periode, met koorts, koude rillingen, spierpijn, misselijkheid, braken en diarree. Vaak wordt dit vergezeld met een long- en/of leverontsteking. Chronische Q- koorts ontwikkelt zich bij ca. 2% van de patiënten na een acute Q‑koortsinfectie. Chronische Q-koorts ontstaat vooral bij patiënten met een al bestaande hartafwijking (klepgebreken of een kunstklep) of vaataandoening (aneurysma of vaatprothese). Het symptomencomplex dat de naam ‘Q-koortsvermoeidheidssyndroom’ (QVS) kreeg, komt voor bij 20% van alle patiënten die een acute Q-koorts infectie hebben doorgemaakt. Het QVS omvat verschillende klachten, zoals: abnormale vermoeidheid, cognitieve beperkingen (brain fog), (nacht)zweten, hoofdpijn, spier- en gewrichtspijnen, kortademigheid en slaapproblemen. Voor meer informatie zie de LCI richtlijnen Q-koorts en Q-koortsvermoeidheidssyndroom. |
Medische diagnostiek: | PCR, serologie of kweek. Voor meer achtergrondinformatie, zie de LCI richtlijn Q-koorts. |
Melden beroepsziekten | Bij melding aan de bedrijfsarts zal deze de ziekte vanuit zijn verantwoordelijkheid moeten melden bij het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB). Hiervoor kan er gebruik worden gemaakt van de NCVB-registratierichtlijn Q-koorts. |
Preventie |
|
|
Werknemers moeten op de hoogte zijn van de risico’s en de maatregelen die getroffen moeten worden om blootstelling te voorkomen en/of beperken. Bij de te nemen maatregelen moet het biologisch arbeidshygiëne principe worden gehanteerd. Dit houdt in dat in eerste instantie naar bronmaatregelen wordt gekeken. Indien, ondanks organisatorische en technische maatregelen, onbeschermde blootstelling niet is uit te sluiten, moet geschikte persoonlijke beschermingsmiddelen worden gebruikt. Daarnaast zijn goede hygiëne maatregelen essentieel.
Tenzij in de context van onderzoek, uitbraak of als nulmeting wordt serologische surveillance niet zinvol gedacht. Bedrijfsgeneeskundig arbeidsomstandigheden spreekuur Medewerkers die vragen hebben over hun gezondheid in relatie tot hun werk dienen laagdrempelig terecht te kunnen op het bedrijfsgeneeskundig open spreekuur. Bijvoorbeeld voor medewerkers met een verhoogde kwetsbaarheid (zwangeren, hart- en vaatproblematiek en/of verlaagde immuniteit) die vragen hebben over hun werk of na een onbeschermde blootstelling aan Q-koorts. |
|
Omdat de C. burnetii wijdverbreid voorkomt in het milieu is dat vaak niet mogelijk. Door de vaccinatiecampagne van geiten (verplicht voor boerderijen met meer dan 50 geiten en boerderijen met een publiek doel (kinderboerderijen)), is de kans op beroepsgebonden besmetting sterk verlaagd, maar niet uitgesloten. |
|
Technische maatregelen:
Organisatorische maatregelen:
(Na)zorg bij incidenten
Maatregelen bij een uitbraak Indien er sprake is van directe blootstelling aan een bekende (of verdachte) bron is het belangrijk dat er aan de hand van een protocol wordt gewerkt. In dit protocol moet minimaal aandacht zijn voor de volgende aspecten:
Aanvullende informatie is te vinden in een bijlage van de LCI Richtlijn Q-koorts en www.minlnv.nl. |
|
C. burnetii wordt voornamelijk overgedragen via de lucht: voor de adembescherming geldt minstens FFP2 en bij stofvormende werkzaamheden een FFP3. Indien er daarnaast ook nog gewerkt wordt met hoge drukspuit, kan een gelaatsmasker met een filter en overdruk worden overwogen. Voor de werkzaamheden bij een Q- koorts verdenking of besmetting is het voor de bescherming van de medewerkers noodzakelijk om een clean shave policy aan te houden. Bij twijfel of een masker voldoende afsluit kan een fittest worden overwogen; Afscherming van de ogen: brillen, gelaatsschermen; Afscherming huid: handschoenen, kleding, schort, haarkapje, schoenen Omdat verspreiding kan plaatsvinden via kleding/laarzen, is het belangrijk dat werkkleding niet mee naar huis wordt genomen. En dat laarzen grondig worden gereinigd. En na reiniging conform het wettelijke gebruiksvoorschrift worden gedesinfecteerd met een door het Ctgb toegelaten desinfectiemiddel. |
|
Er is een humaan vaccin. Dit is echter niet geregistreerd in Nederland; er is in Nederland alleen een vaccin voor dieren beschikbaar. De Gezondheidsraad heeft in 2010 en 2014 geadviseerd dat, gezien de lage incidentie van acute Q-koorts, vaccinatie van medewerkers niet nodig is en de nadelen van vaccineren niet opwegen tegen de gezondheidswinst (Gezondheidsraad, 2015). Voordat iemand een vaccinatie mag ontvangen moet er eerst serologisch onderzoek worden verricht. De reden hiervoor is dat moet worden uitgesloten dat de medewerker ooit in aanraking is geweest met de Q-koorts bacterie. De aanwezigheid van antistoffen is namelijk een absolute contra-indicatie voor vaccinatie, omdat dit aanleiding kan geven tot een ernstige immuunreactie. |
|
Niet aan de orde. Kwetsbare werknemers worden preventief uitgesloten van werkzaamheden op een positief bedrijf. |
|
Vanuit publiek gezondheidsperspectief is er, volgens de LCI-richtlijn Q-koorts, is er, geen bewijs voor preventief toedienen van een profylaxe na een onbeschermde blootstelling. Vanuit de arbo-context kan er echter, in bepaalde specifieke omstandigheden, wel sprake zijn van een indicatie. Bijvoorbeeld vanuit de Risico-Inventarisatie en Evaluatie, PAGO of open spreekuur. |
|
Personen met een verminderde weerstand bijvoorbeeld als gevolg van transplantatie, kanker, chronische nierziekte of hiv-infectie hebben bij gelijke blootstelling vaker symptomen dan de algemene populatie.
Vaatprotheses en hart- en vaatproblemen
Zwangeren Daarnaast blijft het belangrijk bij de individuele zwangere met mogelijke blootstelling alert te zijn op Q-koorts, serologisch onderzoek te verrichten en indien er aanwijzingen zijn voor een infectie, zo snel mogelijk behandeling in te stellen (Q-koorts en zwanger).
Niet medische risicogroepen |
Geschreven op: 27-03-2017
Geüpdatet op: 14-06-2024