Beroepsinfectieziekte Cytomegalovirus

Organisme:

Het cytomegalovirus is een dubbelstrengs-DNA-virus en het behoort tot de groep van de herpesvirussen. Net als andere herpesvirussen blijft CMV (zoals ook het EBV) na een primo-infectie latent in het lichaam aanwezig en kunnen er later, bijvoorbeeld door een onderliggende ziekte , re-activaties optreden (met hernieuwde virus uitscheiding). Er zijn meerdere subtypes bekend. Dit betekent dat een (re-)infectie met een andere types ook mogelijk is bij personen met positieve antistof titers. Voor meer informatie, zie de LCI richtlijnen , RIVM en de CDC website.

Transmissie:

In de algemene bevolking vindt transmissie plaats via direct en indirect contact (bv via voorwerpen) van slijmvliezen met besmette lichaamsvloeistoffen zoals speeksel, urine, sperma, cervixslijm, bloed en moedermelk. Besmettingsrisico bestaat bij primaire infectie, re-activatie en re-infectie; ook wanneer deze asymptomatisch verlopen. Vooral jonge kinderen scheiden CMV langdurig (jaren) in hoge mate uit in urine en speeksel. Met het toenemen van de leeftijd neemt frequentie en mate van uitscheiding af. 60-80% van de populatie heeft op volwassen leeftijd antistoffen tegen CMV. Door re-activatie kan men periodiek virus uitscheiden.

Incubatietijd:

De incubatieperiode duurt 4-12 weken.

Medisch beeld:

In verreweg de meeste gevallen verloopt de infectie (en ook een re-activatie) asymptomatisch of atypisch. Soms is er sprake van een mononucleose-achtig beeld (koorts, keelpijn, lymfkliervergroting, malaise, lymfocytose en leverfunctiestoornissen).
Imuungecompromitteerden: CMV kan een ernstige gedissemineerde infectie veroorzaken.
Pasgeborenen: hierbij wordt er een onderscheid gemaakt op basis van tijdstip van besmetting. Voor de geboorte (congenitale infecties met zeer divers klinisch beeld) en na de geboorte (postnatale infecties verloopt in de meeste gevallen asymptomatisch). Voor meer achtergrondinformatie hierover wordt naar de LCI richtlijn verwezen.

Diagnostiek:

Diagnostiek berust op serologie. Soms is de interpretatie van serologische uitslagen moeilijk. De diagnostiek berust vaak op een combinatie van kliniek, serologie, PCR of kweek.

Werkgerelateerde diagnostiek

Overdracht van CMV vindt plaats door vrij intensief lichamelijk contact. Primaire infecties treden vooral op in 'knuffelperiodes' zoals in de neonatale periode, op zuigelingen- en peuterleeftijd en later in de adolescentie. Ook niet-geïnfecteerde volwassenen die intensief contact hebben met jonge kinderen lopen een verhoogd risico alsnog geïnfecteerd te raken. Medewerkers actief in de kinderopvang en onderwijs lopen mogelijk een licht verhoogd risico.

Melden beroepsziekten

Er is sprake van een beroepsziekte als een niet immune medewerkers besmet wordt door onbeschermd contact tijdens de werkzaamheden en daardoor ziek worden.

Preventie
  • Bestrijding bij de bron

Vaak niet mogelijk.  Wering van bekende uitscheiders van CMV is niet zinvol.
Gezien het feit dat een groot deel van de bevolking geïnfecteerd is met CMV en periodiek het virus weer uitscheidt, moet men ervan uitgaan dat iedereen het virus kan verspreiden en alle lichaamsvloeistoffen mogelijk besmet zijn.

  • Organisatorische & technische maatregelen

Goede voorlichting over stricte handhygiëne is van primair belang. . Verder voorlichting over het vermijden van gezamenlijk gebruik van voedsel, bekers en bestek en het belang van regelmatig reinigen van mogelijk verontreinigde voorwerpen, zoals aankleedkussens, speelgoed en knuffels. Zie de WIP-CMV-richtlijn.

  • Persoonlijke beschermingsmiddelen

Indien er met een patiënt wordt gewerkt met een acute CMV infectie wordt gewerkt of met materialen met hoge virusconcentraties, worden persoonlijke beschermingsmiddelen geadviseerd, zoals adembescherming (minimaal FFP1), handschoenen en barrièreschort

  • Therapie & vaccinatie

 De ziekte is, bij van tevoren gezonde volwassenen, veelal zelflimiterend; behandeling met antivirale therapie is in het algemeen niet geïndiceerd. Bij immuungecompromitteerden kunnen antivirale middelen zowel preventief als curatief worden ingezet. Afhankelijk van de reden van verminderde immuniteit en lokalisatie van de CMV-infectie kan behandeld worden met ganciclovir, foscarnet en immunoglobulines. Er is geen vaccin beschikbaar.  Voor het beleid bij kinderen en zwangeren wordt naar de LCI richtlijn verwezen.

  • Risicogroepen (medische kwetsbaren)
  • Imuungecompromitteerden (met name cellulaire immuun stoornissen, zoals bij orgaantransplantaties, chemotherapie, etc.): CMV kan bij deze groep ernstige infecties veroorzaken
  • Zwangeren: een infectie met CMV bij een zwangere (dit kan een primaire besmetting betreffen, een re-infectie of een reactivatie) verloopt meestal asymptomatisch en levert voor de zwangere zelf geen extra gezondheidsrisico. Maar bij intra-uteriene besmetting kan CMV tot ernstige afwijkingen leiden bij het ongeboren kind (zie RIVM pagina ‘CMV en zwangerschap’).
  • Standaard preconceptionele screening bij risicoberoepen: algemene pre-conceptionele screening op aanwezigheid van IgG-antistoffen wordt niet toegepast. In de bevolking is het risico op het doormaken van een primaire CMV-infectie in de zwangerschap beperkt, minder dan 1% en ook zwangeren met aantoonbare antistoffen lopen risico door een mogelijke re-infectie of reactivatie. Bovendien is het toepassen van een goede handhygiëne de enige mogelijkheid om dit risico verder te reduceren.

Risicoberoepen: wanneer bij werkzaamheden direct of indirect contact is met urine of speeksel van zuigelingen, peuters, jonge kinderen of jongvolwassenen (zoals kinderopvang, zorg, lager onderwijs en gehandicaptenzorg)

  • Arbobeleid

Preventie berust hoofdzakelijk op voorlichting en het nemen van de standaard hygiënische maatregelen (WIP, NVAB). Goede handhygiëne (grondig handenwassen met water en zeep) is altijd noodzakelijk en de enige mogelijkheid (ook buiten het werk) om het risico op besmetting te reduceren. Dit geldt vooral indien er contact is geweest met urine of speeksel van kinderen, bijvoorbeeld na het verschonen van luiers

Toegang tot preventief consult: vrouwelijke werknemers uit risicovolle beroepen, met een actieve zwangerschapswens, dienen de mogelijkheid te hebben tot een preventief consult bij de bedrijfsarts voor gerichte voorlichting en advies. Preconceptionele screening op antistoffen wordt niet geadviseerd (NVAB).

In voorkomende gevallen kan (gedurende een deel van de zwangerschap) passend werk worden overwogen (bijvoorbeeld wanneer verscherpte handhygiéne in de praktijk niet goed mogelijk is)

Zwangeren dienen bij risicovolle handelingen wegwerphandschoenen te dragen (bijvoorbeeld bij het verzorgen of verschonen  van anderen en bij het schoonmaken van speelgoed).

 

Indien er gericht met het CMV virus wordt gewerkt, bijvoorbeeld in een laboratorium situatie zie de Safety data Sheet.

  • Risico voor derden

De kans op gezondheidsschade voor derden is gering.