Beroepsinfectieziekte Influenza (seizoens)

Organisme:

Influenza is een infectieuze aandoening van de luchtwegen en wordt veroorzaakt door type A-, B- of C-influenzavirussen. Er zijn twee typen influenzavirussen die de meeste griep bij mensen veroorzaken: influenzavirus type A en B. Type A-influenzavirussen zijn van oorsprong (water)vogel influenzavirussen (bekend onder de naam aviaire influenzavirussen), die een belangrijke bron zijn voor influenzavirussen die een influenzapandemie kunnen veroorzaken en worden bij bepaalde zoogdieren (mens, paard, varken) regelmatig  geïsoleerd.

Per jaar overlijden in Nederland respectievelijk ca.190 mensen aan de directe gevolgen en ongeveer 2000 mensen aan de indirecte gevolgen van seizoensinfluenza. Deze BAH-kaart beperkt zich tot humane influenza. Voor meer informatie, zie de LCI richtlijn, NVWA,  WHO, CDC en ECDC.

Transmissie:

Transmissie vindt plaats door de lucht via druppels (snot, slijm, speeksel)  over korte afstand (face-to-face, één a twee meter). Overdracht gebeurt ook indirect via handen/voorwerpen (deurknop). De porte d’entrée van humane influenzavirussen wordt gevormd door slijmvliezen van de luchtwegen en incidenteel de conjunctiva.

Incubatietijd:

De incubatieperiode is 1 tot 5 dagen (meestal 3-4 dagen).

Medisch beeld:

In de normale populatie is de kans dat iemand in het griepseizoen griep ontwikkelt ca. 5%-10%. Dit in tegenstelling tot een patiënt die is opgenomen in een zorginstelling; dan is de kans 25-60%. Influenza of seizoensgriep wordt gekenmerkt door de volgende klachten: acute koorts (>38, graden Celsius), koude rillingen, hoesten, luchtwegklachten, hoofdpijn, vermoeidheid en pijnlijke spieren. Gemiddeld verdwijnen de acute klachten na een week, maar iemand kan zich aansluitend vervolgens nog een paar weken slap voelen. Iemand met griep is ongeveer een dag voordat de klachten ontstaan besmettelijk voor anderen, dit duurt tot 5 tot 7 dagen na het begin van de symptomen. Voor meer informatie, zie de LCI richtlijn.

Diagnostiek:

PCR-test op neuswat en/of keelwat of een neuskeelspoelsel of serologische bepaling.

Werkgerelateerde diagnostiek

Tijdens een griepseizoen circuleert  het influenzavirus onder bevolking waarbij de verspreiding vooral via gezinnen met jonge kinderen verloopt. Daarna de ouders vervolgens het virus weer meenemen naar het werk. Een inschatting van de mate van werkgerelateerde influenza is vaak dan ook niet mogelijk. Zie verder ook arbobeleid.

Melden beroepsziekten

Er is sprake van een beroepsziekte als een medewerkers besmet wordt door onbeschermd contact tijdens de werkzaamheden en daardoor ziek worden.  Omdat het influenzavirus zich tijdens een epidemie in de populatie circuleert is dat vaak lastig te diagnosticeren.

Preventie

  • Bestrijding bij de bron

Niet mogelijk. Dit heeft te maken met het voorkomen op grote schaal, de hoge mens-op-mens besmettelijkheid en mogelijke transmissie al voordat er klachten zijn. Tijdens het griepseizoen circuleert het virus wereldwijd onder de bevolking. Goede hygiëne kan besmetting en verspreiding beperken.

  • Organisatorische & technische maatregelen

Iedereen loopt tijdens een epidemie risico met het influenzavirus te worden geïnfecteerd. De kans hierop is het grootst in besloten, drukbezochte ruimten (kantoor, openbaar vervoer, scholen, kinderdagverblijven, werkplaatsen, militaire kazernes, disco’s/bar, etc.) in combinatie met slechte ventilatie. Eventuele maatregelen zijn: social-distancing (>1,5 meter afstand houden, terugbrengen crowding momenten (vergaderingen, spreiding lunchpauze), reisfrequentie in openbaar vervoer verlagen, weren van zieke werknemers (verzuimbeleid) of cliënten,  en afspraken maken over het schoonmaakregime
Eventuele technische maatregelen: telefonisch vergaderen, thuiswerken, klimaatsysteem aanpassen (luchtvochtigheid van ca. 50%), no-touch kranen, scheiding patiënten/werkgebieden, concentreren van besmettelijke patiënten, barrièreverpleging en desinfectie. Tenslotte is voorlichting van belang: over consequent handen wassen en een goede hoest- en snuithygiëne, gebruik van wegwerp tissues, hygiëne bij bereiden voedsel en dranken, regelmatig schoonmaken van ruimten en oppervlakken met adequate schoonmaakprotocollen.

  • Persoonlijke beschermingsmiddelen

Indien er met influenza wordt gewerkt, bijvoorbeeld in een laboratorium of met een bekende influenza patiënt, worden persoonlijke beschermingsmiddelen geadviseerd, zoals adembescherming (minimaal FFP1), handschoenen en barrièreschort. Zie safety data sheets.

  • Therapie & vaccinatie

Meestal self-limiting, en meestal is er geen indicatie voor therapie. Een uitzondering zijn individuen behorend tot de medische risicogroepen. Bij deze categorie kan influenza een ernstiger klinisch beloop hebben.
Vaccinatie: Voor personen met risico op complicaties na een influenzavirusinfectie is vaccinatie de eerste keuze zoals door de Gezondheidsraad wordt geadviseerd. Het vaccin is veilig en kan in principe ook aan zwangeren worden gegeven (zie Gezondheidsraad advies) Vanwege het risicovormende aspect (transmissie van influenzavirus naar kwetsbare derden) komen ook medewerkers uit bijvoorbeeld de zorg en van verpleeg- en verzorgingshuizen in aanmerking voor jaarlijkse vaccinatie (zie Gezondheidsraadadvies ‘Werknemers & infectieziekten - criteria voor vaccinatie’).
Neuramidaseremmers (Tamiflu): in uitzonderlijke situatieskunnen in medische instellingen zorgwerkers preventief behandeld worden met antivirale middelen in het kader van het creëren van een ringprofylaxe rondom een groep kwetsbare cliënten/patiënten of afdeling. Indien werknemers profylactisch behandeld gaan worden met antivirale middelen, moet de indicatiestelling altijd door een (bedrijfs)arts worden verricht.

 

  • Risicogroepen (medische kwetsbaren)

Meestal is griep onschuldig, de meeste mensen genezen zonder medische behandeling. Maar sommigen hebben een grotere kans op ernstige klachten als ze griep krijgen. Dit geldt voor ouderen en mensen met een chronische ziekte. Mensen die al hart- en longklachten hebben kunnen door de griep daar meer last van krijgen.
Voor meer informatie, zie de LCI richtlijn en gezondheidsraad.

  • Arbobeleid

Behandelend en verplegend personeel in ziekenhuizen en verpleeg- en verzorgingshuizen lopen een extra risico door blootstelling aan patiënten of bewoners met influenza. Ook laboratoriumpersoneel dat influenzadiagnostiek uitvoert, loopt een hoger risico. Personen die op een pluimveebedrijf of varkenshouderijbedrijf werken, hebben een hoger risico om een infectie met een dierlijk influenzavirus op te lopen. Andere risicosituaties op de werkplek zijn situaties waarbij mensen dicht in elkaars nabijheid verblijven (confinded places) en waar er met kinderen wordt gewerkt. Ook begeleiders in kinderdagverblijven, docenten op scholen, militairen en personen werkzaam in het personenvervoer lopen dus een hoger risico. Daarnaast kan personeel ook een risico vormen als ze met influenza toch aan het werk gaan. Voor meer informatie, zie de LCI richtlijn.
De NVAB richtlijn adviseert de jaarlijkse influenzavaccinatie voor de volgende groepen werknemers:
1) werknemers in ziekenhuizen, verzorgingshuizen en verpleeghuizen,
2) werknemers die direct in contact komen met patiënten, zoals thuiszorgmedewerkers en personeel van huisartsenpraktijken. Zie de NVAB richtlijn.
Voor reizigers wordt verwezen naar de website van de LCR en CDC.

  • Risico voor derden

Er is sprake van een hoge kans op mens-op-mens besmetting. Door jaarlijkse vaccinatie tegen de seizoensinfluenza wordt deze kans verkleind.